De geschiedenis van Het Blauwe Kruis van België is nauw verbonden aan die van de bescherming en het welzijn van dieren.
In de 19de eeuw geldt nog de visie van het « dier als machine », eigendom van een meester. Zo maakten trekpaarden deel uit van het leven van elke dag. Ze werden gebruikt in onze bossen bij de houtverwerking, langs de kanalen voor het voorttrekken van boten, in onze havens, in onze steden, in industriegebieden…kortom ze werkten overal waar er zware materialen moesten vervoerd worden. Andere dieren werden ook als “lastdieren” gebruikt: ezels en muildieren op het platteland maar ook honden. Deze laatste moesten niet enkel boerderijen bewaken of schapen en vee bijeendrijven… nee, ze werden ook gebruikt in de steenkoolnijverheid en in de slachthuizen om kleine wagentjes te trekken daar waar paarden of andere dieren geen plaats genoeg hadden om te bewegen. Straatventers en ambachtslui gebruikten ook de hond als trekdier op hun dagelijkse rondes. Het beeld dat men in die tijd van dieren heeft is bijgevolg voornamelijk dat van een “nuttig dier dat men kon gebruiken”. Het maakt trouwens deel uit van het patrimonium van zijn baas. Elke aanslag op de integriteit van het dier zal beschouwd worden als een aanslag op zijn vermogen en de sanctie daarvoor zal proportioneel zijn naargelang de economische waarde ervan.
De dieren werden toen opgeëist om militair materieel te trekken of om op een andere manier mee te werken in en rond het slagveld. Ze zouden worden ingezet als waakhonden, hulp voor ambulanciers, vervoerders van voedsel, verkenners, verbindingsagenten…of waren achtergelaten in hoeves waarvan de eigenaars gevlucht waren. De dieren beleefden toen ook een heel zware, wrede tijd. Maar in deze context is er ook een nieuwe soort band ontstaan tussen mens en dier, en de kijk erop evolueerde aanzienlijk. Dit blijkt met name uit speciale gedenkstenen en monumenten die opgericht werden voor hen (van paarden, duiven…) uit de verhalen die over hen verteld werden, uit de tekeningen en schilderijen die ook hun moedige daden weergaven…
Men is zich in het Verenigd Koninkrijk heel snel gaan buigen over het lot van dieren die tijdens de oorlog gewond werden. Hiervoor werd het « Blue Cross Fund » opgericht. Ook in België bleef men hiervoor niet onverschillig en men is gaan zoeken hoe men dieren kon helpen die rechtstreeks of onrechtstreeks slachtoffer waren van het conflict. Een groepje vrijwilligers stichten daarom de feitelijke vereniging « Vrienden van de Oorlogsdieren».
Na de oorlog werd deze beweging gesteund door 44 personaliteiten waaronder Adolf Max, de burgemeester van Brussel. Deze was gedeporteerd geworden naar Duitsland van september 1914 tot november 1918 omdat hij weerstand had geboden tegen de Bezetting. Dit was de aanzet van de vereniging zonder winstoogmerk “Het Blauwe Kruis van België” waarvan de statuten zouden verschijnen in het Belgisch Staatsblad van 1925.
« de ideeën van goedheid, barmhartigheid en menselijkheid te ontwikkelen door het verspreiden van gevoelens van medelijden en bescherming ten overstaan van de dieren, onze verplichtingen ten overstaan van deze laatste te laten kennen, de werkinstrumenten en de meest geschikte apparaten aan te duiden om voor de dieren het zwaar werk minder schadelijk te maken en het doden minder wreed te maken… ».
Bovendien voorzagen de statuten ook erin « het publiek op te voeden, in het bijzonder de schoolgaande jeugd » door haar humanitaire beginselen aan te leren en aan allen een opvoeding te bieden inzake de eerbied voor eigendom…
Deze statuten werden uiteraard in de loop van de jaren herhaaldelijk gewijzigd.
Men spreekt nu over “ de bescherming en het welzijn van de dieren te verzekeren, het bestrijden van wreedheid en het wijzen op de eerbied die hen verschuldigd is.”
En over een strijd om “de bescherming van de natuur in het algemeen en van de dierenwereld in het bijzonder, de voorlichting en de opvoeding van het publiek ten einde al wat leeft beter te doen begrijpen, het onderzoek van alle problemen in verband met natuurbescherming en dierenbescherming”.
Het lot van oude en zieke dieren wordt stilaan een nieuw aandachtspunt. Een beetje overal maar vooral in de steden, worden er asielen opgericht om dieren op te vangen die niemand nog houden wil. De notie begint ingang te vinden dat men een dier niet alleen kan beschermen omdat men er eigenaar van is, maar ook enkel om het dier zelf. Samen met andere verenigingen van toen liet Het Blauwe Kruis van België haar stem horen. Door diverse publicaties en verzoekschriften aan parlementsleden zal ze mee invloed uitoefenen op het opstellen en het stemmen in 1929 van de eerste Belgische wet aangaande Dierenbescherming (en ook een van de eerste in Europa). Deze wet zal gedurende tientallen jaren van kracht blijven.
Deze wet bestrafte handelingen die “wreed” of “overdreven” waren. Men was toen heel blij dat deze wet bestond, maar ze had haar beperkingen voornamelijk op vlak van de controle erop. Het Blauwe Kruis zal daarom een netwerk van inspecteurs ontwikkelen die telkens wanneer nodig, de tussenkomst zullen vragen van de gerechtelijke instanties om ernstige inbreuken tegen de integriteit van dieren te bestraffen.
Een van de streefdoelen van Het Blauwe Kruis van België was haar strijd tegen het hondenspan. Deze problematiek behoorde toen tot de bevoegdheid van de provincies. Na een jarenlang gevecht zal Brabant als eerste deze praktijk een halt toeroepen in 1957. Mede met de hulp van andere verenigingen zal het verbod uitgebreid worden tot alle provincies van het land door de nieuwe wet op de Dierenbescherming van 2 juli 1975. Opnieuw zullen inspecteurs uitgestuurd worden om te waken op de toepassing van de nieuwe wet.
Na herhaalde interpellaties door de wereld van de dierenbescherming, begrepen de politici dat het lot van dieren er niet op verbeterd was door allerlei veranderingen in de manier van leven van mensen. Ze besloten de wetgeving aan te passen en lieten zich daarbij inspireren door de jurisprudentie verkregen door Het Blauwe Kruis. Zo werd dan de wet van 14 augustus 1986 op de bescherming en het welzijn van dieren opgesteld. Deze wet is tot op de dag van vandaag nog van kracht.
De aanwezigheid in het Brusselse Gewest was er al vanaf het begin bij de oprichting van de vereniging in 1925. En na een aantal keer te hebben verhuisd, is het asiel nu in Vorst. Het moderne gebouw ligt in de buurt van de Ring en voldoet aan de huidige wettelijke vereisten inzake installaties, uitrusting en procedures. Hier is ook de zetel van de vereniging gevestigd.
In 1961 kwam er een klein asiel in Wommelgem. Maar de capaciteit ervan was vlug achterhaald. Er kwamen nieuwe vereisten inzake dierenopvang, het moest beantwoorden aan nieuwe normen. Dank zij de koppige wil van het bestuur en de vrijgevigheid van het publiek kon dit kleine centrum helemaal omgebouwd worden in de jaren 1995-1996. De activiteiten van dit asiel strekken zich nu uit over heel de regio Antwerpen.
In 1967 ging een nieuw asiel van Het Blauwe Kruis van start in Suarlée, in de buurt van Namen. In 1980, gezien de groei van de activiteiten, werd een oude koolmijn aangekocht in Floriffoux waar een nieuw “dierencentrum” de deuren opende. Bovenop de opvang van honden en katten beschikt men hier ook over weides die toelaten andere soorten dieren te houden (paarden, emoes, geiten, …) Daar werd eveneens een opvoedkundig project voor kinderen in het bijzonder onderwijs ontwikkeld. Men krijgt er ook jaarlijks het bezoek van vele leerlingen uit het gewoon onderwijs. Ook het opleidingscentrum voor assistentiehonden voor mensen met een fysieke beperking van de vzw Dyadis vond er jarenlang een geschikt onderkomen.
Het dierencentrum van Floriffoux, dat momenteel in renovatie en uitbreiding is, ligt in een uitzonderlijke omgeving waar de natuur een speciale plaats behouden heeft. De gebouwen maken dan weer deel uit van het Waalse industriële erfgoed. De ruimtes voor administratie en diverse didactische projecten (met tentoonstellings- en vergaderzalen) zijn voltooid of naderen hun voltooiing. De cafetaria is open voor bezoekers en biedt een verscheidenheid aan lokale producten. Er waren veel technische voorstudies nodig omdat de specifieke situatie van dit complex dit vereiste (een voormalige kolenmijn met ondergrondse tunnels). Deze studies waren essentieel voor het verkrijgen van de nodige officiële goedkeuringen. Maar eindelijk zal de langverwachte bouw aangevangen worden van een nieuwe honden kennel en van het kattengebouw. Het dierencentrum van Floriffoux zal geleidelijk een ontmoetingsplaats worden waar activiteiten worden georganiseerd rond alles wat te maken heeft met de band tussen mens, dier en natuur. Het is een vernieuwend concept dat zich resoluut naar de toekomst richt.
Onze sector is kwetsbaar. De activiteiten zijn onderworpen aan heel strenge normen (we kunnen hiermee enkel blij zijn), zowel wat de installaties betreft, als de opvang van de dieren zelf. Dit is het gelukkige gevolg van de vooruitgang van de afgelopen jaren inzake de bescherming van dieren en de eerbied voor het milieu … Maar de werken die steeds opnieuw moeten uitgevoerd worden om conform te blijven met de normen terzake, wegen zwaar op de begroting.
Hier bovenop komen dan de uitbatingskosten zoals de vaste kosten (telefoon, water, elektriciteit, onderhoud van het gebouw, verwarming, verzekering, …), de personeelskosten (we weten hoe hoog de loonkost is in ons land) en ten slotte de verzorgingskosten voor de dieren (veterinaire, farmaceutische kosten, de kosten voor het dierenvoer …).
Maar ondanks het feit dat asielen een functie van openbaar nut vervullen, en dat ze moeten voldoen aan steeds strengere vereisten, krijgen wij geen enkele subsidie! Leven – en overleven – hangt enkel en alleen af van de vrijgevigheid van de mensen uit de privésector (schenkingen, erfenissen, legaten …), van sponsoring en acties die we zelf op touw zetten. En dit is een blijvende zorg voor elke dag.
Het triestige lot van dieren tijdens de oorlog in 14-18 ligt aan de oorsprong van het ontstaan van een groep vrijwilligers die zich de “Friends of Animals” noemden. Dit was ook de kern van wat later Het Blauwe Kruis van België zou worden. Na het einde van de oorlog hield de groep zich bezig met nieuwe problemen zoals die rond de zwerfhonden in de straten van Brussel. Deze dieren hadden geen baasje meer en werden vaak gevangen om gebruikt te worden onder andere om spannen te trekken of erger nog, om afgemaakt te worden. Deze groep vrijwilligers spanden zich in om deze honden in hun bezit te krijgen, of om ze op te kopen op markten waar ze verhandeld werden. Men ging ze dan onderbrengen in een eerste asiel van de groep. De wet op de verenigingen zonder winstoogmerk, afgekondigd in 1921, zorgde ervoor dat de groep een daadwerkelijke, permanente, juridische entiteit werd. En zo ontstond in 1925 het Blauwe Kruis van België. Het volgende gevecht, gevoerd in samenwerking met Veeweyde, de andere grote vereniging van die periode, zou – en voor vele, vele jaren – zich richten op de strijd tegen de hondenspannen. Inderdaad toen werden nog honden gebruikt om de karren te trekken van vele kleine handelaars en mijnwerkers. Deze hondenspannen waren vaak slecht ontworpen, de dieren raakten gewond en moesten vaak werken in moeilijke omstandigheden (in het stof, in de hitte,…). Er was veel werk aan de winkel want elke provincie had haar eigen regels. De eerste die hierin verandering bracht, was de provincie Brabant in 1957. Onder druk, gingen de een na de andere provincie het ook verbieden. In 1975, het jaar van de nieuwe wet op de dierenbescherming, ging men ook speciale aandacht besteden aan trekspannen met paarden. Deze trokken nog altijd zware boten op de jaagpaden langs de kanalen en in de haven van Antwerpen, of werkten in de diepte van de mijnen waar ze zelden of nooit nog naar boven kwamen… uiteindelijk zouden de paarden vooral hun heil te danken hebben aan de vooruitgang en ontwikkelingen inzake transport en mechanica. Het Blauwe Kruis van België heeft ook gestreden tegen mishandeling van dieren in een aantal folkloristische gebruiken: hanengevechten, katten die levend van het Belfort in Ieper werden gegooid…Ook op het gebied van de jacht (waarop een andere wet ter bescherming van dieren van toepassing was), heeft het Blauwe Kruis van België geijverd om het schieten op levende duiven te stoppen (sindsdien zijn ze vervangen door kleiduiven) en om vallen met klemmen bestemd voor vossen te verbieden. Deze vallen verminkten niet alleen de vossen maar ook katten en andere dieren. De jaren 95-96 werden gekenmerkt door de strijd tegen de experimenten en testen die in de laboratoria werden uitgevoerd. Hier werd bereikt dat er zelfs eminente professoren van onze grootste universiteiten werden veroordeeld. Daarna gingen de kooien met testapen gelukkig definitief dicht. Strafrechtelijke klachten en veroordelingen werden bereikt tegen de paardenmarkt in Molenbeek en tegen zaken die dieren verhandelden en die toen hun deuren hebben moeten sluiten. Door de wet van de 1975, voorgesteld door de senator Roland Gillet werd deze trend versneld en het grote publiek begreep steeds beter het standpunt ten voordele van dieren. De wet van 1986 is er een voorbeeld van. Het is met name de rechtspraak behaald door het Blauwe Kruis die ervoor gezorgd heeft dat de volledige problematiek een weerklank vond in het opstellen van de nieuwe wettekst. Het Blauwe Kruis van België besteedt de dag van vandaag veel aandacht aan wat kan aangeduid worden als grove nalatigheid. Gebrek aan aandacht, aan zorg en het ontbreken van het nemen van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van dieren. Moedwillig of niet. De wet van 1986 gaat verder dan de notie van “dierenbescherming” en heeft ook betrekking op het “welzijn van dieren”. En op dat vlak is er nog heel wat werk aan de winkel!